IMG_2881

Voor de meeste gemeenten staan de verkiezingen voor de deur. Gemeenten sluiten daarmee een collegeperiode af waarin ze kennismaakten met een nieuw speelveld met alle bijbehorende nukken, grillen en opstartproblemen. Het sociaal domein.

Ga eens naar de site van drie willekeurige gemeenten en download eens het collegeakkoord van destijds. Wat direct opvalt is dat een nieuw jargon zijn intrede deed met containerbegrippen die niet nader werden ingevuld. Als lezer werd je geconfronteerd met termen als eigen kracht, keukentafelgesprekken, participatiesamenleving en preventie. Containerbegrippen die nauwelijks nader werden ingevuld, maar waarvan we wisten: daar zal het allemaal om gaan.

Als je terugkijkt naar de stemwijzers uit die periode valt op dat allerlei standpunten de revue passeerden, behalve die te maken hadden met het sociaal domein. Politieke partijen wisten niet wat er op hun af zou komen en konden dus geen onderscheidende standpunten innemen die jou als stemmer zou helpen om je keuze in het stemhokje te bepalen. Wel hield iedereen zijn hart vast bij deze transitie: met minder geld moesten gemeenten hun plek in dit nieuwe speelveld verwerven.

We zijn nu 4 jaar verder. Natuurlijk is er de nodige averij opgelopen. Denk alleen al aan de pgb’s of de jeugd-ggz.

We zijn er achter gekomen dat deze transitie (het deugdelijk neerzetten van het speelveld) langer duurt dan verwacht en de eigen kracht van de burger niet onbegrensd blijkt te zijn.

Vooralsnog is het sociaal domein in gemeenteland een blijvertje. Over een paar jaar komt daar de Omgevingswet nog bij. Een operatie die velen malen complexer is dan de transitie van het sociaal domein. Wel met als wenkend perspectief het verbinden van de wereld van de mens met die van de ruimte waarin hij zich begeeft. Over 5 jaar zullen sociaal domein en ruimtelijke ordening bijvoorbeeld veel minder gescheiden werelden zijn.

Tegelijkertijd zijn er op de achtergrond twee zaken duidelijk geworden:

  • De opgaven waar het echt om gaat in het sociaal domein zijn dermate groot en complex dat ze niet begrensd worden door één stelsel en te delegeren zijn aan één uitvoeringsorganisatie. Gecombineerd met het financiële kader dwingt dit gemeenten om het speelveld anders aan te vliegen. Gemeenten werken meer en meer vanuit opgaven in plaats van regelgeving. Door vanuit opgaven te werken gaat het niet meer om het 1-op-1 subsidiëren van partijen en initiatieven, maar vergt dit een visie op de samenhang: wat zijn de grootste opgaven in mijn gemeente, welke partijen heb ik daarvoor nodig en hoe spelen ze elkaar de bal toe? Als een kip-zonder-kop laaggeletterdheid bestrijden in je eentje zit er niet meer in. Wat ook niet werkt: vanuit de strijd om schaarse middelen institutioneel met verwante partijen polderen om samen tot een optimum te komen.
  • Data is steeds meer voorhanden en steeds beter ontsloten. We kunnen veel meer weten over ons gebied dan 5 of 10 jaar geleden. Zie alleen al de tools die CBS en VNG (zie bijvoorbeeld nl) maken voor gemeenten, die ook heel bruikbaar zijn voor biebs. Gemeenten zullen meer dan voorheen de impact gaan meten van de inzet die je levert als bieb. Risico is dat je in een ingewikkelde outcome-brij terecht komt met onbetaalbare monitoring en een nieuwe bureaucratie. Dat is niet nodig. Je kan het simpel houden door zo eenvoudig mogelijk na te denken over de impact die je kan leveren. Hoe? Dat zal volgen in een andere bijdrage

In de komende collegeperiode zal het speelkwartier over zijn voor gemeenten. Waar ze afgelopen 4 jaar met vallen en opstaan kennis hebben kunnen maken met het sociaal domein, is duidelijk dat we een nieuwe fase ingaan.

Kern van de komende collegeperiode: impact en vitale coalities. Gemeenten zullen de majeure opgaven scherper in kaart moeten brengen. Daarvoor beschikken zij over voldoende middelen. Gemeenten zullen rond de opgaven een elftal moeten creëren dat staat als een huis. Belangrijk wordt: waar zetten op in, wat is mijn rol, hoe verhoud ik me tot de anderen en hoe zorgen we samen voor maximale impact?

Deze beweging zal de voorbode zijn van wat in jargon ‘van transitie naar transformatie’ wordt genoemd: komen in een situatie waarin de leefwereld in plaats van de systeemwereld centraal staat.’ Systemen moeten dienend zijn aan mensen en niet andersom.

 

Wat betekent dit nu voor biebs?

2018 zal het jaar worden van collegevorming. Een eerste collegejaar is een relatief beleidsarm jaar. Dit is het jaar dat je in staat stelt om je op een nieuwe manier te verhouden tot de opgaven in de gemeenten, partners en de gemeente zelf.

De wettelijke en financiële kaders zijn bekend bij de gemeente. Als bieb kan je het verschil maken door vanuit inzichten van de inwoners voor jezelf een scherp beeld te krijgen over waar het nu exact in je gemeente om gaat. Kijk dus naar de olifant (het gebied en de mensen) en vorm vanuit daar een visie op de grootste toegevoegde waarde die je kan leveren.

Tot op de dag van vandaag handelen we nog te veel op basis van aannames en veronderstellingen. Je zal het verschil maken met harde inzichten.

Het hebben van een goed feitenfundament maakt je een aantrekkelijke en relevante partij voor de gemeente en helpt enorm bij het opbouwen van vitale coalities.

De kunst van het vak is nu het lef hebben om de inzichten die je hebt tot de absolute essentie te herleiden. Zo kwamen wij er voor de positionering van het Huis van de Stad in Rijswijk (de gemeente wil van het oude stadhuis een Huis van de Stad maken. Leuk natuurlijk. De vraag was: wat is het? Wanneer is dit meer dan een gebouw, maar een concept dat impact zal leveren voor Rijswijk en haar inwoners) na de opbouw van het feitenfundament achter dat wat Rijswijk onderscheidend en relevant maakt de relatie is tussen een zeer compacte stad (veel mensen die dicht op elkaar wonen) omringd door zeer veel groen in een sterk verstedelijkt gebied. Tegelijkertijd is het groen saai (‘kijkgroen’ in plaats van ‘doegroen’), leven de mensen langs elkaar heen en zijn georiënteerd op het omliggende gebied (Delft en Den Haag), omdat daar de voorzieningen beter zijn en er meer te doen is.

Het Huis van de Stad heeft daarom als opgave om alles te doen wat bijdraagt aan het verbinden van de inwoners met elkaar en hun omgeving. Bewoners van het Huis van de Stad worden naast de gemeente zelf de bieb, welzijn en cultuurorganisatie Trias.

Wat we hier hebben gedaan is het formuleren van een Krachtig Verbindend Doel (‘KVD’). We hebben het feitenfundament, bestaande uit niet alleen kwantitatieve analyses en deskresearch, maar ook diepteinterviews in Rijswijk herleid tot de absolute essentie.

Het gevolg hiervan is dat zowel publieke als private partijen zich herkennen in dit doel. De bank, de omroep, de corporaties, de kinderopvang, het onderwijs. Allemaal partijen die willen aanhaken omdat dit KVD ook speelt in de opgaven waar zij mee zitten. Van de school die aangeeft dat kinderen kunnen langlaufen door de hondenpoep en daarom maar naar speeltuintjes in Ypenburg gaan tot de bank die aangeeft dat als er geen binding met het gebied is de investeringsbereidheid van ondernemers ook beperkt is.

We konden alleen tot dit Krachtig Verbindend Doel komen door het gebied en haar inwoners als vertrekpunt te nemen.